Stel je voor: je leeft in het oude Griekenland, vóór Socrates, en je vraagt je af waar alles vandaan komt. Zo’n duizend jaar geleden stelden Griekse denkers deze vragen: wat is de oorsprong van het universum, en waarom is er orde in de natuur? Deze vroege filosofen, de pre-Socratische denkers, legden de basis voor de westerse filosofie. Ze waren voorlopers van ons wetenschappelijke denken omdat ze niet meer op mythes vertrouwden, maar met ratio en observatie probeerden uit te leggen hoe de wereld in elkaar zit. Dit artikel is voor iedereen die zonder voorkennis wil ontdekken wat die oude denkers zeiden. We leggen moeilijke begrippen in eenvoudige taal uit en geven voorbeelden.
Wie zijn de pre-Socratische denkers?
‘Pre-Socratisch’ betekent letterlijk ‘vóór Socrates’. Het is een moderne naam (bedacht door onderzoeker Diels) voor alle Griekse filosofen vóór ongeveer 400 v.Chr. die niet door Socrates beïnvloed waren. Deze oude Griekse filosofen kwamen vooral uit de Ionische steden (zoals Milete) en de Griekse kolonies in Zuid-Italië. Ze worden ook wel natuurfilosofen genoemd, omdat ze probeerden de natuur en het universum rationeel te verklaren.
Bekende namen van pre-Socratische denkers zijn bijvoorbeeld:
- Thales (ca. 624–546 v.Chr.) uit Milete, bekend als eerste filosoof. Hij zei dat alles water is (water is de oerstof, archè).
- Anaximander (ca. 610–546 v.Chr.), leerling van Thales. Hij stelde dat het arche het apeiron is, het oneindige of onbepaalde. Dat is iets zonder begin of eind waaruit alles ontstaat.
- Anaximenes (ca. 585–528 v.Chr.), eveneens uit Milete. Hij vond dat lucht (pneuma) de oerstof is, waaruit volgens hem alles (inclusief hemel en aarde) voortkomt.
- Heraclitus (ca. 540–480 v.Chr.) uit Efeze. Zijn bekende spreuk was “πάντα ῥεῖ”: alles stroomt. Hij benadrukte dat álles in constante verandering is en stelde dat vuur het oerelement is.
- Pythagoras (ca. 570–495 v.Chr.) uit Samos/Croton. Hij richtte een mystieke gemeenschap op, maar is vooral bekend om zijn getallenleer: hij zag getallen als de basis van de kosmos.
- Parmenides (ca. 515–445 v.Chr.) uit Elea. Hij was een van de eersten die de rede centraal stelde en beweerde dat wat werkelijk is (het zijn) onveranderlijk en één is. Volgens hem kan iets niet tegelijkertijd zijn én niet-zijn.
- Empedocles (ca. 495–430 v.Chr.) uit Sicilië. Hij leerde dat de wereld uit vier elementen bestaat (lucht, water, vuur, aarde) en dat twee krachten – Liefde (samenbrengen) en Strijd (scheiden) – hun wisselwerking bepalen.
- Anaxagoras (ca. 500–428 v.Chr.) uit Clazomenae/Athene. Hij stelde voor dat de ‘Nous’ (Geest) het universum ordende. Hij zag het universum als een mengsel van allerlei deeltjes waarin een intelligent principe beweging en orde aanbrengt.
- Democritus (ca. 460–370 v.Chr.) uit Abdera, leerling van Leucippus. Hij ontwikkelde het atomisme: hij zei dat de kosmos bestaat uit leegte (de ruimte) en ondeelbare deeltjes (atomen) die eeuwig bewegen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Alle pre-Socratische denkers deelden de nieuwsgierigheid naar de natuur en het universum, maar gaven soms heel verschillende antwoorden.
Hoofdvragen en thema’s van de pre-Socraten
De pre-Socraten stelden zich vragen als: Waaruit bestaat de wereld? Hoe is de kosmos opgebouwd? En: Waarom veranderen dingen? Ze zochten naar een archè – een oerbeginsel of oerelement – waaruit alles voortkomt. Archè betekent letterlijk ‘oorsprong’ of ‘begin’. Bijvoorbeeld Thales zag water als archè, Anaximander het apeiron (het grenzeloze), Anaximenes lucht, en Heraclitus vuur.
Ook vragen ze zich af of er iets onveranderlijks is. Parmenides vond van niet: voor hem is alleen het zijn echt en onveranderlijk. Heraclitus stelde juist dat alles stroomt, dat de wereld altijd in beweging is (becoming of worden). Zo komen we bij de begrippen zijn versus worden. Zijn betekent ‘dat wat bestaat’, iets blijvends. Worden is het proces van veranderen, ontstaan en vergaan. Heraclitus zei eigenlijk: je stapt nooit twee keer in dezelfde rivier – de stroom (het worden) is de waarheid. Parmenides daarentegen vond dat al die schijnbare verandering maar een illusie is; uiteindelijk is alles één enkele werkelijkheid die nooit verandert.
Verder onderzochten ze vragen over kosmos: oorspronkelijk betekent kosmos ‘orde’ of ‘sieraad’. Voor de pre-Socraten kwam dit woord te staan voor het geordende universum als geheel. Ze waren dus echt de eerste die het ‘geheel der dingen’ (de kosmos in moderne zin) probeerden te begrijpen. In al deze vragen ontwikkelden ze abstracte concepten als oorzakelijkheid, inwerking, en wetmatigheden in de natuur.
Kernbegrippen simpel uitgelegd
- Archè (oerprincipe) – het fundamentele begin, de oerstof of het oerbeginsel. Bijvoorbeeld: Thales vond dat water de archè is (alles komt uit water voort).
- Kosmos – het geordende geheel van alles wat bestaat, het universum. Het woord betekent ‘orde’, en de pre-Socraten gebruikten het om de hele wereld (het heelal) aan te duiden.
- Zijn en worden – zijn is datgene wat blijft bestaan, onveranderlijk; worden is het proces van veranderen (ontstaan en vergaan). Heraclitus zei “alles stroomt” (alles is worden), terwijl Parmenides zei dat alleen zijn echt is en verandering schijn.
- Natuurfilosofie – zo kun je de pre-Socratische filosofie ook noemen. Het betekent: filosofie over de natuur. Zij onderzochten vooral de natuurlijke wereld en legden verbanden in de natuur zonder goden of mythes te gebruiken.
- Atomisme – theorie van Democritus (en Leucippus) dat de wereld uit onzichtbare deeltjes (atomen) en leegte bestaat. Deze noemden ze al het niet-bestaande (leegte) en atomen (het bestaande).
Belangrijkste ideeën en bijdragen per denker
- Thales (Milete): „Alles is water.” Thales stelde dat water de archè is. Een simpel voorbeeld: hij dacht dat de aarde op water drijft en dat de voedingsbron van alle leven water is. Zijn idee was dat er één oerstof is achter alle verschijnselen.
- Anaximander (Milete): het apeiron. Hij ging een stap verder en vond dat het arche geen concreet element (zoals water) is, maar het onbegrensde, het apeiron (oneindige). Hij zag het voor zich als iets zonder begin of einde waaruit de bekende elementen ontstaan, en ook weer in opgaan.
- Anaximenes (Milete): lucht en verdichting. Anaximenes leerde dat lucht het oerelement is. Hij bedacht dat materie verandert door lucht te verdunnen (dünner maken, vorm van verdunning) of te verdichten. Bijvoorbeeld: verdunning van lucht wordt vuur; verdichting van lucht wordt water, aarde of stenen. Zo verklaarde hij natuurverschijnselen door inwerking van ‘warmte’ en ‘kou’ op de lucht.
- Heraclitus (Efeze): alles stroomt en de eenheid der tegenstellingen. Zijn bekendste uitspraak is “panta rhei” (alles stroomt). Hij geloofde dat de kosmos voortdurend verandert en in beweging is (vaak verwoord als wording). Tegelijk zag hij een diepere eenheid: tegenstellingen horen bij elkaar (zoals dag en nacht, droog en nat) en samen vormen ze de eenheid van het zijn. Hij dacht dat vuur het element is dat staat voor constante verandering. In zijn ogen brengt verandering (vuur, conflict) juist harmonie in het geheel.
- Pythagoras (Samos/Croton): wiskunde en harmonie. Hij richtte een religieus-wetenschappelijke gemeenschap op. Centraal stond het idee dat getallen en verhoudingen de grondslag vormen van de werkelijkheid. Denk aan wiskundige muziekverhoudingen en geometrie: Pythagoras ontdekte bijvoorbeeld dat het geluid van een snaar samenhangt met verhoudingen van lengtes. Hij zag het universum zelf als een harmonisch getalenspel.
- Parmenides (Elea): monisme en rede. Parmenides gaat uit van de (logische) conclusie dat alleen zijn kan bestaan; niet-zijn bestaat niet. Daarom is de wereld voor hem één ondeelbaar, onveranderlijk geheel. Hij stelde dat tijd, beweging en verandering illusies zijn. Zijn invloed is groot omdat hij liet zien dat logisch redeneren grenzen stelt aan wat we kunnen denken: je kunt alleen denken over iets dat is.
- Empedocles (Agrigentum): vier elementen, Liefde en Strijd. Empedocles legde uit dat alle materie is opgebouwd uit vier onveranderlijke elementen: lucht, water, vuur en aarde. Hij voegde er twee krachten aan toe: Liefde (die alles samenbrengt) en Strijd (haat, die alles scheidt). Deze wisselwerking zorgt voor de voortdurende verandering in de wereld (bijvoorbeeld de cyclus van leven). Een eenvoudige analogie: mixen van kleurtjes (elementen) met lijm (Liefde) of oplosmiddel (Strijd) die het mengsel laat klonteren of uit elkaar trekt.
- Anaxagoras (Clazomenae/Athene): Nous (intellect). Anaxagoras zag het universum als een mengsel waarin alle ingrediënten (bijvoorbeeld vuurdeeltjes, waterdeeltjes enz.) aanwezig zijn. Hij introduceerde het idee van Nous – een goddelijke geest of intellect – dat orde en beweging brengt in dat mengsel. Denk aan een kok (Nous) die ingrediënten mixt en verspreidt. Hij bracht zo een oorzaak in de kosmos die alle verschijnselen verklaart. Ook legde hij natuurverschijnselen uit zonder goden (bijv. hij zei dat de zon een gloeiende steen is).
- Democritus (Abdera): atomen en leegte. Samen met zijn meester Leucippus was Democritus grondlegger van het atomisme. Hij stelde dat de werkelijkheid is opgebouwd uit atomen (deelseltjes) en leegte. Atomen waren eeuwig, onveranderlijk en beweeglijk, en in combinaties vormen zij alle dingen (bijvoorbeeld zowel sterren als stenen). Deze theorie was revolutionair omdat hij liet zien dat je zelfs verandering kunt begrijpen als beweging van atomen.
Elk van deze ideeën is een poging om de wereld te begrijpen zonder terug te grijpen op mythes of goden. De voorbeelden hierboven geven een indruk, vaak gebruikten ze simpele waarnemingen als voorbeeld (zoals een zaadje dat ontkiemt, of het oplosbaar worden van zout in water) om hun theorieën te illustreren.
Invloed op latere denkers
Deze vroege denkers legden het fundament waar later filosofen op voortbouwden. Socrates zelf was niet zo geïnteresseerd in natuurfilosofie; hij wendde zich juist tot vragen over de mens en ethiek. Toch kenden Plato en Aristoteles de pre-Socratische ideeën goed. Plato bespreekt bijvoorbeeld Parmenides in zijn dialogen, en Aristoteles behandelt in zijn werken de verschillende opvattingen (hij stelde zelfs dat Socrates zich afkeerde van de natuur om zich op ethiek te richten).
Dankzij de pre-Socraten kreeg de filosofie ook een meer wetenschappelijke inslag. Ze zochten naar rationele verklaringen voor natuurverschijnselen in plaats van mythologische antwoorden. Hun manier van denken – kritisch redeneren, formuleren van theorieën, gebruik van abstracte begrippen – inspireerde later denkers. Men noemt hen weleens protowetenschappers, omdat hun benadering reductionistisch en coherent was.
De invloed is merkbaar: begrippen als logos (rede, wetmatigheid) en physis (natuur) ontstonden door hun onderzoek. Ze legden ook de basis voor de kosmologie (leer van de wereldorde) en vroege wetenschappelijke methode. Zoals de Engelse encyclopedie vermeldt, hebben de presocraten een “significant impact” gehad op het westerse denken – ze introduceerden naturalisme, rationalisme en effenden het pad naar de wetenschappelijke methode.
Tegelijkertijd tonen sommige discussies (bijvoorbeeld over het atoom of het bestaan van verandering) overeenkomsten met vragen die pas in de moderne wetenschap weer opkwamen. Daarom blijven hun ideeën relevant: ze prikkelen de nieuwsgierigheid en geven een historisch perspectief op de vraag hoe we de wereld kunnen kennen.
Kernbegrippen eenvoudig uitgelegd (opsommingen)
- Archè – Begin of oorsprong. Het eerste waaruit alles voortkomt. Thales zei: het archè is water (Water is de oerstof).
- Kosmos – Het geordende universum, of “sieraad” (oorspronkelijk zo bedoeld). Het woord betekent dat alles in het universum mooi geordend is.
- Zijn versus worden – Zijn betekent bestaan of dat wat onveranderlijk is. Worden is het proces van veranderen (iets ontstaat of vergaat). Heraclitus meende dat worden de waarheid is (alles verandert voortdurend), terwijl Parmenides zei dat alleen zijn kan bestaan.
- Natuurfilosofie – Filosofie die over de natuur gaat. De presocraten probeerden de natuurlijke wereld te begrijpen met logica in plaats van met mythes of religie.
- Atomisme – De leer dat alles is opgebouwd uit ondeelbare deeltjes (atomen) in leegte. Democritus en Leucippus bedachten dit model.
Tips voor verder lezen en leren
- Boeken: Een bekende Engelstalige bron is The Presocratic Philosophers (verzameling van teksten). In het Nederlands is “De presocraten ontstoft voor de twintigste eeuw” (Luciano De Crescenzo) populair als leesbare introductie. Een overzichtswerk als Paul van Tongeren’s Geschiedenis van de westerse filosofie bevat een toegankelijke samenvatting van de presocraten.
- Websites: De Stanford Encyclopedia of Philosophy (online) heeft uitgebreide artikelen over Thales, Parmenides e.a. (Engelstalig). Ook het Internet Encyclopedia of Philosophy (iep.utm.edu) biedt begrijpelijke essays. Voor kinderen/nieuwelingen is Wikikids soms ook een startpunt (bijv. artikel over Empedocles).
- Video’s: CrashCourse Philosophy heeft Engels-talige video’s over vroege filosofen (zoek bijvoorbeeld “Pre-Socratic” op YouTube). De BBC-radioserie In Our Time (Melvyn Bragg) maakte afleveringen over Heraclitus, Parmenides en anderen – deze zijn online te beluisteren. Sommige universiteiten hebben ook korte online colleges over presocraten.
- Online cursussen: Platforms als Coursera of Khan Academy behandelen soms de antieke filosofie in een inleiding, vaak (met ondertiteling) ook geschikt voor niet-Engelstaligen.
Sta telkens even stil bij hun vragen: ze lijken simpel (bijvoorbeeld: “Wat is water?” of “Hoe kan iets ontstaan?”), maar geven stof tot denken. Misschien prikkelt het je om op jouw eigen manier na te denken over de wereld om je heen. Elk mens kan, net als de pre-Socraten, filosoof zijn: stel vragen, zoek naar logische antwoorden en deel je ideeën. Blijf nieuwsgierig – en ontdek zelf het avontuur van het denken!